Pagina's

zondag 24 december 2017

HERDERS- en KONINGSKRIBBE - Inleiding door de vertaler Robert Jan Kelder



Precies 9 jaar geleden, op de kerstavond van 24 december 2009 werd op de Willehalm-blog van de dagkrant TROUW en elders een begin gemaakt om Werner Greubs bijdrage aan de baanbrekende oplossing door Rudolf Steiner in 1909 van een eeuwenlange strijdvraag over het ware geboortejaar van Jezus aan de grote klok te hangen. Als een interactieve feuilleton verschenen vervolgens in de volgende  twee jaar onregelmatig vertalingsbijdragen van de eerste twee hoofdstukken uit dit derde deel van Werner Greubs graaltrilogie Erwachen an Goethe (Ontwaken aan Goethe) over de graalgeschiedenis van de mensheid van Zarathoestra tot Rudolf Steiner, waarvan het eerste deel “Willem van Oranje, Parzival en de Graal – Wolfram von Eschenbach als historicus” door Uitgeverij Willehalm in mijn vertaling in de Amstelkerk te Amsterdam op 28 mei, 2009 werd gepresenteerd in het kader van “De Nieuwe Stelling van Amsterdam”. De hoop daarbij echter dat de redactie Religie en Filosofie van deze christelijke krant enige belangstelling zou tonen voor de oplossing van deze eeuwenoude strijdvraag bleek vergeefs. Zo werd bv. dit weekeind op de voorkant van Trouw een nogal schizofreen gedicht van Freek de Jong afgedrukt die aanbeveelt het [Kerst]verhaal te blijven vertellen, ondanks dat we, volgens hem, het redelijkerwijs niet meer kunnen geloven. Daarin krijgt hij volop gelijk van filmmaker Paul Verhoeven die in een gezamenlijk interview met theoloog Carel ter Linden in het NRC van dit weekeind onder de titel "Jezus was een extremist" stelt dat de "mooie kerstverhalen van  Lucas en Mattheüs compleet verzonnen zijn." Of hij door de hier gepresenteerde oplossing van de zgn. tegenstrijdige geboorteverhalen van deze  evangelisteng geïnspireerd kan worden om zijn al driemaal gestrande Jezusfilmproject een nieuwe, verrassende wending te geven? 

Zo ja, zou hij als geboren rebel zeker de allermeeste religieuze leiders van de Christenheid tegen zich in het harnas jagen,  want deze hebben de (her)ontdekking van Rudolf Steiner in het kader van zijn voordrachten over het zogenaamde Vijfde Evangelie als onderbouwing voor Het Nieuwe Christendom dat er werkelijk twee verschillende Jezuskinderen van twee verschilende ouderparen in Bethelehem zijn geboren, die zich later bij het bezoek van de 12-jarige Jezus van het Lucasevangelie,  via metempsychose, verenigd hebben in de Jezus van Nazareth, die op zijn beurt bij de doop in de Jordan door Johannes zich vereenzelvigden met het uit de kosmos neerdalende Christuszonnewezen (de ketterse visie van het adoptianisme) nog steeds niet serieus genomen, dan wel dat bewust verhuld, omdat zij menen dat de mensheid (nog) niet rijp zou zijn om deze materie te kunnen begrijpen en alleen maar zou verwarren. Deze menen het dus beter te weten dan de evangelisten die het de mensheid niet voorbehouden hebben. 

Daarbij moet wel aangetekend worden dat de inhoud van dit boek weliswaar met het gezonde mensenverstand begrepen kan worden, maar dat een competent oordeel daarover niet alleen voorkennis vereist van deel I van het bovengenoemde werk van Werner Greub Willem van Oranje, Parzival en de Graal – Wolfram von Eschenbach als historicus, met name het hoofdstuk over  Wolframs astronomie, die de Ster van Bethlehem in een nieuw licht stelt,  maar ook kennis van het begrippenkader van de antroposofie, zoals dat bv. te verkrijgen is uit Rudolf Steiners boek De wetenschap van de geheimen der ziel. Dit betreft tenminste de vier wezensdelen van de mens (het fysiek- ether- en astraallichaam en het Ik), de leer van karma en reïncarnatie en de kosmische ontwikkelingsfasen van de aarde, de cultuurtijdperken en mensheid onder aanvoering van de hemelse hiërarchieën in strijd met de, omwille van de menselijke vrijheid, door God tijdelijk toegelaten tegenmachten Lucifer (de Bijbelse duivel), Ahriman of Satan en de antichrist en hun scharen.

In dit apologetisch werk trekt de auteur ten strijde tegen de nog steeds wijdverbreide opvattingen van de wijlen Britse priester van de Christengemeenschap Ormond Edwards, verwoord o.m. in diens boek A New Chronology of the Gospels (Floris Books, Londen 1972) over het leeftijdsverschil van de twee Jezuskinderen en over de duur van de Christusincarnatie op aarde, die volgens Werner Greub niet in overeenstemming te brengen zijn met de aanwijzingen daaromtrent van Rudolf Steiner en met de historische werkelijkheid. Dit maakte deel uit van een heftige strijdvraag die destijds woedde aan het Goetheanum, Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschappen in Dornach - de uitgever van het eerste, bovengenoemde deel van zijn trilogie in 1974. Deze geestesstrijd heb ik in mijn inleiding onder de titel “Graaloorlog aan het Goetheanum” op dit eerste deel van zijn Graaltrilogie uitvoerig ter sprake gebracht. Daarin valt o.m. te lezen waarom het zo’n dertig jaar heeft moeten duren eer deel 2 en deel 3 van zijn unieke Graaltrilogie, telkens weer uitgebreid en bewerkt, door zijn zoon Dr. Marcus Greub in eigen beheer in Zwitserland werd uitgegeven, een uitgave die echter Werner Greub niet zelf meer kon meemaken - enigszins verbitterd over deze betreurenswaardige gang van zaken stierf hij in 1997.

Het beeld op de voorpagina toont een schilderij van Borgognone, De twaalfjarige Jezus in de tempel (San Ambrogiom Milaan). In zijn ABC Wegwijzer De Twee Jezuskinderen (Uitg. Nearchus, Assen 2004) schrijft de auteur Loek Dullart hierover het vogende (blz. 17): "Dit schilderij geeft als geen ander kunstwerk een visie op de twee Jezuskinderen. In het midden troont het een kind, die lering geeft aan een grote groep Schriftgeleerden, met een helder licht aureool. Zijn blik en die van een aantal Schriftgeleerden is naar de linker voorkant van het schilderij gericht waar een ander, smaller kind met ornaje-gele aureool wordt opgevangen door Maria. Dit kind dat uit het beeld lijkt te verdwijnen ziet er bleek en zwak uit. Zijn uiteenwijkende ogen zijn zowel op zijn looprichting als op de toeschouwer gericht. Heeft dit kind zijn wijsheid geschonken aan het andere kind en is nu zijn taak volbracht, gaat hij ziekte en de dood tegemoet?" 


De titel Jezusmysteriën is ontleend aan het boek zelf waar het verschillende keren  (vooral in eenvoud) voorkomt; de ondertitel is van de vertaler, maar is terug te vinden in de ondertitels van de vier eerste hoofdstukken. Vanaf het vijfde hoofdstuk “Driekoningenweg naar de Graal” uit het boek Erwachen an Goethe en het zesde hoofdstuk “Goethe, De Rozenkruiser”, dan het zevende “Voorchristelijke incaranties van Goethe”, het achste “Goethe en andere incarnaties tijdens het begin van de Christelijke jaartelling” en het negende “Goethe, de Pinksterchristen” is pas Goethe als persoonlijkheid zelf het onderwerp.

De Bijbelcitaten in dit werk zijn ontleend aan de vertaling van het NT uit de Griekse tekst van de hand van wijlen H.A.P.J. Ogilvie, voormalig geestelijke in de Christengemeenschap,

De titel van deze inleiding, "Herders- en Koningskribbe" is ontleend aan een passage uit hoofdstuk 3.2 “Zarathoestra en de Magiërs” en luidt als volgt:

Men kan het onderscheidingsvermogen reeds bij de kinderen aanleggen door in plaats van een “eenheidskribbe”, waarin de herders en koningen, sterren en engelen, os en ezel in dezelfde stal staan, twee verschillende kribben onder de kerstboom te plaatsen, een “Herderskribbe” naar Lucas in een stal met herders en dieren en daarnaast een “Koningskribbe” naar Matteüs met een wieg in een huis. Het kind dat door de magiërs vereerd wordt, zou niet als bakerkindje in de wieg, in de arm van Maria of in het stro liggend uitgebeeld moeten worden. Het kind, dat reeds zijn hoofdje vrij draagt, zou op de arm van Maria of op haar schoot kunnen zitten. Dus: De Lukas-kribbe met het zojuist geboren Jezuskind met herders, os en ezel en daarnaast de Matteüs-kribbe met de Drie Koningen, die in het al wat oudere Jezuskind hun wedergeboren leermeester vereren (zie de titelpagina afbeelding van “Driekoningen vereren hun meester Zarathoestra.”van Fra Angelico )

Enkele woorden van Rudolf Steiner uit de voordracht “Et incarnatus est” (Mysterienwahrheiten und Weihnachtsimpulse. (GA 180, voordracht van 23 december 1917): “Tegenover de kinderen moeten we daarvan kunnen praten. Want wat we tegen het kind over het Kerstmysterie vandaag zeggen, dat zal in het kind het Paasfeest vieren en opstaan, nadat het kind drieëndertig jaar heeft doorgemaakt.”

Over de twee kerstkribben zij nog het volgende aangemerkt, dat we vandaag de geboorte in de stal in de juiste tijd van het jaar vieren, en met deze geboorte die Jezus vereren, wiens lichaam 33⅓ jaar later aan het kruis werd geslagen. Met deze Jezus Christus komt onze kalender ook ongeveer overeen.  Die zou alleen een jaar eerder moeten beginnen. Ter herinnering aan de andere Jezus, wiens Ik in het jaar 12 na Chr. in het lichaam van de Lucas-Jezus is overgegaan, zouden desondanks beide kribben neergezet kunnen worden.


Door deze online vertaling is te hopen dat dit deel van Werner Greubs graaltrilogie mede door vakkundige kritiek en aanvullingen op de laatste stand van de Bijbelwetenschap en graalgeschiedenis van de mensheid kan worden gebracht en uiteindelijk als boek aan de openbaarheid kan worden overgedragen. (Bij deze wil ik Ton Majoor en vooral Jan Kees IJspert nog hartelijk danken voor hun medewerking bij de vertaling van de eerste drie hoofdstukken.)

Moge deze woorden inleiden tot het vereren en bewonderen van beide Jezuskinderen door het voortaan onder de Kerstboom plaatsen van zowel een herders- als een koningskribbe opdat liefde en wijsheid, hart en hoofd verenigd worde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten